Vertaal
Vertalingen op zijn bek gaan NL>DE
op zijn bek gaan (ww.) ausrutschen (ww.) ; fallen (ww.) ; fliegen (ww.) ; hinfallen (ww.) ; stolpern (ww.) ; straucheln (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `op zijn bek gaan`
Voorbeeldzinnen laden....